Loek Beumer over 10 jaar Beumer & Drost
Door EMILE SCHRA
Altijd op nul beginnen
Publicatie Lectoraat Theatrale Maakprocessen, HKU 2007 (fragment)
In het seizoen 2007-2008 werkt Loek Beumer tien jaar samen met Peter Drost in hun Toneelschap Beumer & Drost. Beide acteurs maken hier voorstellingen voor een breed publiek (iedereen vanaf acht jaar) waarin humor, prikkelende beelden en een fysieke invalshoek de steeds terugkerende ingrediënten zijn. Daarvoor trekken ze meestal geen ‘toneelstukken’ uit de kast, spannen gewoonlijk geen beroemde schrijvers voor hun karretje, maar gaan “op zoek naar sprankelende originaliteit”. De beide spelers beschouwen zich als ‘acteurs die van het métier houden’ en die via het Toneelschap Beumer en Drost hun eigen geesteskinderen voor het voetlicht kunnen duwen. In de afgelopen jaren brachten ze volgens dit credo met veel succes voorstellingen uit als Brandweermannen, Fanfare en Cowboys. Een enkele keer kwam B&D met eigenzinnige bewerkingen van klassiekers uit de wereldliteratuur (waarmee de voorgaande statements weer enigszins worden gerelativeerd) zoals Moby Dick en Baron van Münchhausen.
In de komische eenakter ‘Caravan’ werken twee mannen, een kruising van ‘buurman en buurman’ met Laurel en Hardy, in een garage of werkplaats aan het in elkaar zetten van een caravan. Coenraad, gespeeld door Beumer, is een beetje bazig type; hij wil na afloop van het werk zijn vakantie met de caravan in Zweden doorbrengen. Harry, zijn vriend, is meer een volger en helpt, soms tegen zijn zin in, bij de constructiewerkzaamheden. Door middel van hun dromen, fantasieën, bizarre verwikkelingen en een klein radiootje ontsnappen de twee af en toe aan de werkelijkheid. Als de caravan uiteindelijk af is, besluit Coenraad onverwacht dat het veel gezelliger is als Harry met hem meegaat naar Zweden. In totaal duurt Caravan een uur en zit vol visuele gags, ritmische handelingen en absurdistisch aandoende taalgrappen. De zaagscène behoort tot de meest hilarische spelmomenten in de voorstelling. Als publiek hoor en zie je een man vanachter een decorstuk heftig bezig met zagen, maar alleen zijn grotesk op en neer bewegende benen en onderlijf èn een hoop rondvliegend zaagsel zijn zichtbaar. Heel fysiek en heel beeldend. Voor tekst en inhoud van Caravan zijn Beumer en Drost zelf verantwoordelijk.
“In totaal hebben Peter en ik, samen met regisseur René van ’t Hof, zeven weken lang vijf dagen per week van elf tot drie aan Caravan gewerkt. Meestal vertrekken Peter en ik vanuit een vaag idee. Voor ons volgende project bijvoorbeeld gaan we iets doen met verf, doeken, kunstenaars en winterschilders. Voor het huidige project wilden we iets maken waar een caravan in voor moest komen. Het eerste wat we dan doen, is het decor laten maken. Op de eerste repetitiedag moet dat klaar staan. Anders loop je verloren op de spelvloer rond. Zonder decor zijn we niks. Er moet iets tastbaars zijn, je moet iets kunnen vastpakken. Dat is bij al onze producties de belangrijkste impuls. Voordat we met de repetities beginnen, vinden er dus eerst gesprekken met een decorontwerper plaats, in dit geval met Gerrit Timmers. Wij vertellen wat we voor ons zien en hij gaat aan de slag. Maar ik kan je verzekeren dat het ogenblik dat het feitelijke decor uiteindelijk in de repetitieruimte verschijnt, altijd weer een enorme verrassing is! In Als je Blaft, één van onze vorige producties, ging het over dieren in een dierenhotel à la Fawlty Towers. Het decor bestond uit allemaal deuren. Maar al improviserend in dit decor ontdekten we dat het zich in feite helemaal niet in een hotel moest afspelen. Het decor werkte als blokkade. We hebben het probleem toen opgelost door een flinke hoeveelheid zand neer te gooien, waardoor we niet langer aan het hotel vastgebakken zaten maar het een absurdistische omgeving werd. Een ruimte waarin alles kon. Een decor moet niet af zijn. We moeten er nog iets mee kunnen doen. Anders zitten we vast en zijn we uitgepraat. Ideaal is een open decor dat alle ruimte biedt aan ons spel en onze improvisaties. Het decor voor Caravan is ideaal in die zin dat er geen kant-en-klare caravan op de speelvloer staat.”
“Zodra het decor in de repetitieruimte staat, gaan we ervóór zitten met de vraag: wat kunnen we ermee doen? We beginnen een uitvoerig onderzoek naar wat het aan spelmogelijkheden biedt en hoe we het kunnen gebruiken. Het liefst proberen we alles ook meteen uit! Dat kostte bij Caravan meer moeite dan gebruikelijk. Het materieel -veel plaatwerk en grote houten panelen- is nogal zwaar en moeilijk hanteerbaar. We hebben zelf een maquette in elkaar geknutseld waardoor we beeld en invallen beter met elkaar konden verbinden. Vanuit losse invallen zijn we vervolgens een globaal verhaal en personages gaan bedenken. De hamvraag hierbij was: ‘Wat valt er te dóen? Wat valt er in deze ruimte, een werkplaats, aan actie te ontwikkelen?’ Zoals je misschien weet, komt het woord drama van het Griekse dran dat ‘handelen’ betekent. Wij zoeken ons drama vanuit een compleet andere invalshoek dan bij het toneel het geval is. Daar begin je meestal vanuit de tekst. Peter en ik ontwikkelen ons hele spel vanuit de actie. Wat is er aan de hand? Waar zijn ze mee bezig? Wat hebben die twee mannen met elkaar?”
HANDELING
“Na een dag of twee zijn we het decor ingestapt en begonnen met improviseren. Geen vastomlijnde ideeën maar losse associaties. Gewoon kijken wat er ontstaat vanuit invallen, bewegingen, handelingen. Er wordt een muziekje opgezet. Ik had aanvankelijk de neiging om er een animatievoorstelling van te willen maken, alsof we een soort kleipoppetjes of playmobil-figuren waren. Dat probeer je dan uit. Leek leuk, maar het idee wordt de volgende dag toch weer als onbruikbaar overboord gegooid. Toch gaat het in deze fase niet zozeer om spelideeën maar om bewegingsideeën. Wat gebeurt er als je zus of zo loopt, langzaam of gebogen. Alles wat je te binnen schiet, probeer je uit. Improviseren! Alles mag, ook slecht spelen. Anders komt de zaak niet los. Doe maar, doe maar! René van ’t Hof, die ons in dit proces regisseert, roept van: “Doe ‘s dit” of “Doe ‘s dat” of hij kijkt waar we zelf mee komen. Vanuit deze basishouding zijn er uiteindelijk prachtige scènes in Caravan terechtkomen. Zoals die van de zagende man die je vanachter een decorstuk zaagbewegingen ziet maken, waarbij enkel zijn op en neer bewegende onderlijf en benen zijn te zien. Die scène ontstond al vrij vroeg in het maakproces toen bleek dat de caravan als plaats van handeling gewijzigd moest worden in een werkplaats waar de caravan in elkaar wordt gezet. De geluidstechnicus kwam op ons verzoek op een dag met allerlei geluiden aanzetten van boormachines en zagen tot aan schuurapparaten, hamers en nietapparaten. We zaten te luisteren en op de vloer stond een schot. Op een gegeven moment hoorden we de zaaggeluiden en Peter en ik kregen alletwee dezelfde impuls: achter dat schot en gaan zagen. Maar het schot viel om waarbij ik mijn duim stevig blesseerde. De hele actie leverde twee bruikbare ideeën op. Ik doe me ergens in de voorstelling verschrikkelijk veel pijn en Peter slaat op een bepaald moment op z’n eentje aan het zagen vanachter dat schot.”
De rol van René bij dit alles is natuurlijk enorm. Hij is een echte bewegingsregisseur die over een bepaalde mentaliteit van kijken beschikt. Hij gaat niet discussiëren maar laat ons dingen uitproberen. Hij laat de dingen net zo lang duren totdat we ergens op uitkomen. En dan kan ie bepaalde dingen ook nog eens lekker extreem laten doorvoeren. Zoals in die zaagscène. Maar ook in de scène waarin ik vast kom te zitten in een papierautomaat die op den duur een soort beest wordt dat mijn hand probeert op te eten. Iemand van het decor had dat ding er op een repetitie bijgezet waarna ik het ging uitproberen. En René maar roepen: “Laat maar duren! Onderzoek maar! Ga verder!” Er ontstond iets dramatisch, iets engs en bedreigends! “Ja Loek, ga maar huilen”, moedigde hij me aan! En toen hadden we een nieuwe bruikbare scène. Zoiets verzin je niet vanachter je bureau. Dat typ je hooguit achteraf uit op papier.
Veel ideeën en spelvondsten voor Caravan zijn dus ontstaan naar aanleiding van impulsen die we krijgen via decor, rekwisieten, muziek of geluid. Maar niet allemaal. Zo zit er in de voorstelling een hele spannende Sjowall en Wahlöo-achtige scene die bestaat uit een verhaal dat Peter vertelt bovenop het caravandak. Die scène ontstond vanuit de improvisatie-opdracht om vol overtuiging een onzinverhaal te vertellen! Peter kwam met een spannend en gruwelijk verhaal dat hij ooit eens had gehoord over een man die -alleen in zijn caravan- middenin de nacht belaagd wordt door een eng creatuur dat door het dakraam naar binnen wil. Dat gegeven heeft hij verder uitgebouwd. Zo ontstond een scène die langzamerhand inhoud en betekenis kreeg.
PERSONAGE
“In Caravan spelen wij twee personages: Coenraad en Harry. Ze zijn min of meer elkaars tegenpool. In de meeste van onze projecten is op voorhand al sprake van een soort rolverdeling tussen Peter en mij. Die rolverdeling is in de loop van tien jaar gegroeid en is een van de uitgangspunten aan het begin van ieder nieuw maakproces. Als ik in een improvisatie de vloer op stap en aan de wand van de caravan begin te sleutelen, en Peter stapt ook het spel in, is de eerste vraag meteen: Wat komt die man doen? Komt ie helpen? Is het een vriend? En dan zijn we al direct aan de verhouding tussen de twee mannen aan het bouwen. Ik beland automatisch in de rol van vader, meester of baas, Peter komt meestal terecht in de rol van zoon of leerling. De meester-knecht-verhouding sluipt er bij ons vrij snel in. Dat wordt natuurlijk ook beïnvloed door mijn fysiek (ik ben de dikke, Peter de dunne) en door het feit dat ik tien jaar ouder ben. Maar het hóeft natuurlijk niet! Ik herinner me Joop Admiraal die in een tentspektakel van het Werkteater als een baby over de vloer kroop. Die was toen al dik over de vijftig!”
“Als je me vraagt of ik verwantschap voel met de mentaliteit van spelen van de commedia dell’arte, zeg ik meteen ja. Je pakt iets, houdt vast aan een bepaald type of personage en begint vanuit die basisgegevens verder te improviseren. In de commedia was iedere acteur in de groep gespecialiseerd in een bepaald soort rol. Voor ons bestaat de spanning bij iedere nieuwe productie uit de vraag: hoe gaan we die vaste rolverdeling dit keer neerzetten? Bij Caravan vormde één van de inspiratiebronnen voor de personages de Tsjechische poppenserie ‘Buurman en Buurman’, uitgezonden door de VPRO-televisie. Daarin zit ook die rolverdeling tussen baas en knecht. Maar we moeten het er natuurlijk nooit te dik bovenop leggen. Dan worden de voorstellingen voor ons publiek minder spannend. Eén ding kan ik je in elk geval zeggen: in deze fase van improviseren en materiaal ontwikkelen, draait alles om spelplezier. Je moet het absoluut leuk vinden om te doen, anders kun je onmogelijk spelen. Als één van de twee een scène niet leuk vindt, gaat hij er onherroepelijk uit!”
COMPOSITIE
“In de loop van het maakproces groeit de hoeveelheid materiaal en spelscènes en na een week of vier stoppen we met het ontwikkelen van nieuwe scènes. Het materiaal dat we overhouden is altijd teveel. Dus je gaat schrappen en het in een volgorde plaatsen. Maar hoe wij bij dat laatste precies te werk gaan, kan ik je niet vertellen. Dat is meer een kwestie van gevoel, intuïtie, ervaring en muzikaliteit dan van ratio. Als we het gaan zitten bedenken, komen we meestal heel somber thuis. Voor je het weet, heb je de hele dag zitten kletsen. Want waarover gaat het? Ja, jezus, over zo’n beetje alles! Het zoeken naar de meest geschikte volgorde, verloopt heel associatief en in de trant van ‘Dit plaatsen we hier, dan moet daar een scène die heftig is, iets met spanning! Daarna kan het weer wat losser.’ De opeenvolging van de scènes, de keuzes die René en wij daarin maken, kun je eigenlijk vergelijken met het componeren van een muziekstuk. De uiteindelijke betekenis van het geheel bedenken we niet vooraf, maar ontstaat gaandeweg het proces. Er blijven natuurlijk wel een paar knopen inzitten, plaatsen waar het dramaturgisch niet helemaal klopt. Maar daarvoor komen de try-outs voor schoolklassen mooi van pas. In een paar dagen tijd worden de knopen ontwart, groeit de voorstelling in helderheid en komt alles op de juiste plaats te staan. De voorstelling komt tot leven.”
“Of wij bij aanvang van het maakproces doelbewust iets van een dieper thema in ons werk willen stoppen? Nee. Ons vertrekpunt vormt het gegeven van de caravan. Mogelijke thema’s doemen pas tijdens en vooral tegen het eind van het werkproces op. Zo horen jullie een paar maal in de voorstelling roepen dat alles ‘op zijn eigen vaste plek’ hoort. Met behulp van krijttekeningen op de achterwand is aangegeven waar de hamer, beitel, zaag, bezem of schroevendraaier opgehangen moeten worden. Maar dit ‘thema’ is puur organisch vanuit twee behoeften ontstaan: we hadden gereedschap nodig tijdens onze improvisaties en we raakten bepaalde voorwerpen steeds weer kwijt. Dat gaf spelmogelijkheden. Ik wilde iets opmeten maar had geen meetlint. Uiteindelijk ontstond zo het idee van de wand waaraan alles overzichtelijk was opgehangen en waar alles netjes op zijn eigen vaste plek thuishoort.”
DIALOOG
“Hoewel onze voorstellingen speels en los lijken, zijn de basisingrediënten wel degelijk vastgelegd. Zeker in het begin van een voorstellingsreeks is alles erg kwetsbaar. Een les die ons jaren geleden nog eens nadrukkelijk onder de neus werd gewreven bij een voorstelling in Papendrecht. We hadden een weeklang na de première niet gespeeld en de voorstelling viel als een baksteen. Het publiek lachte nauwelijks en leek er niks van te begrijpen. En dan krijg je een sneeuwbaleffect. Je denkt: ik doe het niet goed, ik zeg iets verkeerd. En dan zeg je het volgende ook verkeerd. Toen hebben we besloten de teksten in grote lijn vast te leggen. Die teksten zijn bij ons improviserenderwijs in de loop van het maakproces ontwikkeld. Karakteristiek is dat we ze nergens te concreet laten worden. In Caravan hebben we het niet over ‘euro’ maar over ‘geld’. Zweden, het doel van de uiteindelijke reis met de caravan, wordt nergens met naam en toenaam genoemd. Vaak vinden mensen het gehalte aan absurditeit in onze dialogen hoog. Dat komt denk ik omdat ik taal vooral als een middel zie om misverstanden mee te creëren. Je kunt ermee om de dingen heen blijven draaien. Je kunt taal ook gebruiken om dingen letterlijk te nemen, terwijl ze niet letterlijk bedoeld zijn. Het misverstand is voor ons een belangrijke spelmotor. Mijn ervaring is dat er van de kracht van onze teksten weinig overblijft als we die in een vroeg stadium gaan opschrijven, uittikken en uit het hoofd leren. Je moet altijd een bepaalde speelruimte houden en blijven voelen dat het ook anders had gekund.”
“Toneelspelen bestaat bij de gratie van tekst en woorden van een ander. Die ga je als speler interpreteren en inkleuren. Bij Toneelschap B&D gaan we bijna nooit uit van een tekst maar van iets anders dat de fantasie van de spelers aanspreekt: een actie, een daad, een beeld. Zo min mogelijk uit de boekenkast halen maar zèlf maken. Behalve met mijn eigen achtergrond als mimespeler heeft dat ook te maken met de drang om steeds iets nieuws te willen maken, iets in het theater te willen laten zien dat nog nooit eerder is vertoond. Daar zoek ik altijd naar: iets doen wat ik niet eerder heb gedaan. Dat is een heel belangrijke motor om te werken zoals wij werken. Een nieuwe vondst. Niet tevreden zijn met wat je kent. Je put natuurlijk altijd uit je eigen ervaringen maar die wil je liefst steeds weer anders gebruiken. Steeds opnieuw beginnen. Steeds op nul beginnen. Yes. Daar draait ’t om!”
© Emile Schra